De regels rondom zelfstandig werken zijn volop in beweging. Op 2 april 2025 is een nieuw initiatiefwetsvoorstel ingediend door de fracties van VVD, D66, CDA en SGP: de Zelfstandigenwet. Dit voorstel moet meer duidelijkheid bieden over wanneer iemand als zelfstandige kan worden beschouwd, en wanneer er sprake is van een arbeidsrelatie.
De Zelfstandigenwet is een initiatiefwetsvoorstel, wat betekent dat het afkomstig is van Tweede Kamerleden en (nog) niet is aangenomen. Het doel van de wet is om vooraf, vóór de samenwerking tussen opdrachtgever en opdrachtnemer begint duidelijkheid te bieden over de arbeidsrelatie.
Het voorstel bestaat uit twee belangrijke onderdelen:
Een zelfstandigentoets om vast te stellen of iemand zelfstandig werkt;
Een werkrelatietoets om te beoordelen hoe de samenwerking wordt vormgegeven.
Daarnaast stelt de wet enkele verplichtingen aan zelfstandigen op het gebied van inkomenszekerheid en pensioen.
In het wetsvoorstel staat dat iemand als zelfstandig wordt gezien als diegene is ingeschreven bij de Kamer van Koophandel, beschikt over een btw-nummer én zich in het economisch verkeer gedraagt als ondernemer. Dat laatste ook wel ‘extern ondernemerschap’ genoemd is het belangrijkste toetsingspunt.
Het voorstel geeft hiervoor een aantal herkenbare elementen. Zo wordt er gekeken of een zelfstandige ondernemersrisico loopt, bijvoorbeeld in de vorm van omzetverlies. Ook wordt beoordeeld of er wordt geïnvesteerd in bedrijfsmiddelen, zoals gereedschap, software of een eigen bus. Verder telt mee of iemand meerdere opdrachtgevers heeft, actief klanten werft, zelf offertes uitbrengt en onderhandelt over zijn tarief.
Een ander belangrijk onderdeel van de toets is of de zelfstandige heeft gezorgd voor een voorziening bij arbeidsongeschiktheid. Hoe die is ingericht via een verzekering, schenkkring of eigen spaargeld is vrij zolang het maar aantoonbaar en passend is. Datzelfde geldt voor de pensioenvoorziening: dat mag via lijfrente, sparen, beleggen of een andere vorm mits er structureel iets wordt geregeld.
Deze zelfstandigentoets geeft dus ruimte, maar vraagt ook om onderbouwing: wat is er geregeld en hoe wordt er als ondernemer gewerkt?
De Zelfstandigenwet kijkt niet alleen naar het ondernemerschap, maar ook naar de manier waarop opdrachtgever en zelfstandige in de praktijk samenwerken. Daarbij spelen vier factoren een belangrijke rol.
De eerste is de intentie van beide partijen. Het moet duidelijk zijn dat opdrachtgever en opdrachtnemer bewust hebben gekozen voor een samenwerking op basis van een opdrachtovereenkomst, en dat deze afspraak ook daadwerkelijk zo wordt uitgevoerd in de praktijk.
De tweede factor betreft de vrijheid in werktijd. Een zelfstandige moet grotendeels zelf kunnen bepalen wanneer hij werkt. Vaste roosters of verplichte aanwezigheidsmomenten kunnen duiden op een dienstverband, tenzij ze logisch voortkomen uit de aard van het werk.
Ook de vrijheid in uitvoering is van belang. Een zelfstandige voert het werk op zijn eigen manier uit, zonder dagelijkse instructies of sturing van een leidinggevende.
Tot slot: een zelfstandige werkt écht zelfstandig als er geen vaste controle of bijsturing is vanuit de opdrachtgever.
Belangrijk om te benadrukken: afspraken over veiligheid, kwaliteit of planningen zijn op zichzelf géén teken van een dienstbetrekking. Ook binnen zelfstandige samenwerkingen kunnen zulke afspraken bestaan zolang de zelfstandige het werk inhoudelijk en organisatorisch zelf vormgeeft.
De Zelfstandigenwet is niet het enige wetsvoorstel dat speelt. Eerder is ook het wetsvoorstel VBAR aangekondigd: de Wet verduidelijking beoordeling arbeidsrelaties en rechtsvermoeden. Deze wet komt vanuit het ministerie van Sociale Zaken en kent een andere benadering.
VBAR stelt dat ondernemerschap, gezag en organisatorische inbedding elk als volwaardige toetsingscriteria gelden. Bovendien introduceert die wet een rechtsvermoeden van werknemerschap bij tarieven onder de €32,24 per uur. In dat geval moet de opdrachtgever bewijzen dat er géén sprake is van een dienstbetrekking.
Beide wetten zijn nog in behandeling, en het is nog onduidelijk welke vorm van wetgeving uiteindelijk zal worden ingevoerd. Wat beide voorstellen gemeen hebben, is de nadruk op zorgvuldige beoordeling van de arbeidsrelatie.
De Zelfstandigenwet is nog geen wet, maar het biedt al wél duidelijke handvatten voor hoe zelfstandig werken beoordeeld gaat worden. Zeker met het vervallen van het handhavingsmoratorium op de Wet DBA per 1 januari 2025, is dit het moment om samenwerkingen kritisch te bekijken.
Zorg dat afspraken helder zijn, ondernemerschap aantoonbaar is en dat de praktijk aansluit op het contract.